‘We hopen dat mensen hier van kunst gaan houden’

Ik doe iets goeds Veel mensen willen iets goeds doen. Deze week: helpen in de beeldentuin. „Even de ruïne openmaken.”

Foto Folkert Koelewijn

‘Als er nog niemand is en je loopt hier met je doekje en borsteltje, dat is het mooiste deel van de dag voor mij.” José Gores (72), een verzorgde vrouw met lichtblauw brilmontuur, loopt een controlerondje door Beeldentuin Ravesteyn, die elk jaar in mei te bezichtigen is op het landgoed rondom de dertiende-eeuwse ruïne van Heenvliet. Tot en met zondag 4 juni is hij nog geopend.

Een enorme roestkleurige lotus spiegelt zich in de vijver. „Een werk van Adelheid en Huub Kortekaas”, vertelt Gores. „Dat hebben we van de winter al neergezet omdat het cortenstaal moest oxideren. Hele toer om het in de modder te plaatsen.” Zelf zit ze in de achtkoppige ‘kunstcommissie’, maar in de beeldentuin werken wel honderd vrijwilligers als suppoost, bij de kassa of in een andere functie. Bij de opbouw begin mei schoten Heenvlieters te hulp met gereedschap en tractoren. „Toen stonden we hier in de blubber te stampen.”

Knalgele manfiguur

Of ze een favoriet kunstwerk heeft? Tot dergelijke uitspraken laat de ervaren rondleider zich niet verleiden. Ze wijst op de bronzen naakten van Eja Siepman van den Berg, „dat vindt iedereen mooi, maar ik kan ook genieten van dit”. Ze loopt naar een knalgele manfiguur van Koen Dudink, die ingespannen naar een smartphone tuurt.

Op haar 48ste stopte Gores abrupt met haar werk als manager in de zorg. Ze wilde meer tijd voor haar kinderen en ook: zich verdiepen in kunst. Ze studeerde kunst- en cultuurwetenschappen en zette onbezoldigd een hospice op waar ze jarenlang actief was. De kunstcommissie selecteerde 22 kunstenaars. „We bezoeken beurzen, en galeries. Veel praten, kaartjes uitdelen. Op atelierbezoek leer je over de techniek en de ideeën achter het werk.” De selectie is ingewikkeld, ze kiezen groot, opvallend werk, en daarnaast kleiner, dat makkelijker verkoopt: „Bronsjes van dieren zijn populair.” Een grote klus. Gores lacht: „De nieuwe commissieleden zijn er ook van onder de indruk.” In de winter bepalen ze waar de beelden komen. „Iedereen wil bij de vijver of de ruïne, maar wij kennen zoveel goede plekken.” Zoals de walnotenboomgaard waar witporseleinen sculpturen van Beatrijs van Rheeden liggen, als grote kanten kralen.

Gekke bekken

Tussen de hoge sequoia’s staat ‘de spiegelboom’ van Joost Zwagerman. Eigenlijk heet-ie ‘Tree of Awareness’. Gores poetst de vogelpoepjes en modder eraf: „Een levensboom, van aan elkaar gelast rvs. Je kunt er jezelf in zien, de tuin, en de ander. We hadden gisteren kinderen hier. Die sprongen eropaf, trokken gekke bekken, stonden in rare houdingen. En toen gingen ze ook nog kijken hoe hij in elkaar zat.”

„Deze tuin is prachtig en rustgevend. We hopen dat mensen hier van kunst gaan houden.” Vindt ze dat belangrijk? „Kunst kan veel betekenen. Kijk naar iets. Wat doet het met je? Het mag binnenkomen. Je hoeft het niet meteen te begrijpen.”

Met haar sleutelbos koerst Gores af op het imposante bakstenen kasteeltje midden in de grote vijver: „Even de ruïne openmaken.”